Als advocaat is mr. Marcel Smit gespecialiseerd in het behandelen van juridische zaken op het gebied van watersport en pleziervaartuigen. Als columnist zal de Scheveningse raadsman via columns en blogs op Watersport-TV kwesties belichten die te maken hebben met gebreken tijdens de aan-en verkoop van schepen. Maar ook met verzekeringskwesties, de HISWA voorwaarden, aankoopkeuringen, de CE-markeringsplicht en courtages c.q. de diensten van jachtmakelaars. In deze column gaat hij in op de btw-verklaring die altijd bij een boot dient te worden aangeleverd.
In het verleden heb ik al vaker geschreven over de noodzaak van de aanwezigheid van het bewijs dat de btw is betaald bij een pleziervaartuig. Dit bewijs kan onder meer worden geleverd middels de originele aankoopfactuur en de btw-verklaring die is afgegeven door de douane, landelijk team jachten en dient aanwezig te zijn bij het pleziervaartuig wat is gebouwd na 1985.
Ondanks dat het bekend is dat de douane actief controleert op de aanwezigheid van een dergelijk bewijs, wordt hier binnen de botenbranche niet altijd even consequent mee omgegaan. Dat geldt ook voor diverse jachtmakelaars. Jachtexperts – zeker diegenen die gecertificeerd zijn – controleren dit gelukkig wel. Desalniettemin lijkt er geen eenduidigheid te bestaan binnen de wereld van pleziervaartuigen.
Ik heb mij al vaker hard gemaakt voor de stelling dat bij boten die gebouwd zijn om ook buiten Nederland en diens territoriale wateren te varen (zee, oceaan maar ook rivieren), de koper in redelijkheid mag verwachten dat het btw-bewijs aanwezig is. Indien het btw-bewijs niet aanwezig is, dan is er mijns inziens sprake van non-conformiteit. Immers wordt je als eigenaar dan onder meer beperkt in het vaargebied. Ook zijn er nog diverse andere nadelen die kleven aan de afwezigheid van een btw-bewijs.
Dit heb ik al eens eerder betoogd in de rechtbank, maar tot op heden zijn de rechters vooral terughoudend met het doen van uitspraken hierover. Met name omdat er geen wet of rechtsregel bestaat die de aanwezigheid van het btw-bewijs vereist.
In een recente procedure heb ik echter een zeer uitgebreid betoog gehouden en dat heeft eindelijk geresulteerd in een uitspraak van de rechter op dit punt, die mijn betoog volgde. De rechter van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, heeft op 26 april 2023 in haar vonnis over het btw-bewijs dan ook het volgende overwogen:
‘Anders dan gedaagde heeft aangevoerd is de btw-verklaring naar het oordeel van de kantonrechter wel een eigenschap van de boot die mag worden verwacht bij aankoop van een boot die naar haar aard bestemd is om op de nationale en internationale wateren te varen dan wel geëxporteerd kan worden naar c.q. verkocht kan worden in het buitenland. Immers, zonder een dergelijke verklaring zal bij de invoer van de boot in Nederland en/of de Europese Unie telkens weer btw over de waarde daarvan moeten worden afgedragen, wat het normale gebruik daarvan in de weg staat. Dat gedaagde door middel van de koopovereenkomst eiser vrijwaart van dergelijke belastingaanslagen, maakt dat niet anders’
Kortom, volgens deze rechter voldoet een boot niet aan de wettelijke eisen krachtens artikel 7:17 lid 1 en 2 BW, waarin is bepaald dat een zaak niet beantwoordt aan de overeenkomst als er een eigenschap ontbreekt wat het normale gebruik in de weg staat, indien er geen bewijs voorhanden is waaruit blijkt dat de btw in het verleden is afgedragen en niet is teruggevraagd.
Eindelijk wat jurisprudentie over het btw-bewijs / de btw-verklaring, wat hopelijk ook meer helderheid en eenduidigheid schept binnen de pleziervaartuigenbranche.
Mr. Marcel Smit
www.smitadvocatuur.nl/watersportadvocaat (http:// www.smitadvocatuur.nl/watersportadvocaat)