Evert Stel is schipper van de Meander V. Met deze voormalige loodstender heeft hij jarenlang met zijn partner Inge voor de Stichting Vaarwens dagtochten gevaren met mensen in de laatste levensfase. Inmiddels heeft de Stichting een eigen schip en wordt de Meander V ingezet op drukke dagen. Van alle dagtochten maakt Evert aangrijpende, veelal emotionele verslagen. Daarnaast is hij auteur en heeft diverse boeken geschreven en is hij columnist bij Watersport-TV. Lees hieronder zijn laatste column.
Onverschrokken…
Er zijn mensen die respect voor het water hebben, voor de wind en voor de gevaren die er op de loer
liggen. Ik ben er zo één. Er zijn er ook die dat respect niet hebben en niet gehinderd door kennis of besef van de gevaren het open water op gaan.
Zo wordt er zaterdagmiddag door een klein sleepbootje een ongeveer 30 voets zeiljacht achter ons
schip op de meldsteiger neergelegd. We delen de drie slecht geklede bemanningsleden mee dat dit
de meldsteiger is en vragen hoe langs ze van plan zijn te blijven liggen. De zeebonken verstaan
geen Nederlands, hoewel er een totaal uit de lijken gewaaide – Nederlandse vlag aan het
verweerde houten stokje achterop het schip hangt.
De rest van het schip mag overigens ook wel een poetsbeurt hebben, want uit het groen van de aanslag en onkruid groeiende in de gangboorden, blijkt wel dat het scheepje al jarenlang buiten heeft gestaan zonder dat er ook maar een natte spons of bezem overheen is geweest.
“Only speak Englisch Sir!” antwoordt de kleinste van het stel met een Russisch accent.
Ik leg hen uit dat dit de meldsteiger is en dat ze hier waarschijnlijk niet kunnen blijven liggen voor de
nacht. Dan legt de kleine amper geklede druktemaker vol tattoos mij uit dat de motor stuk is en dat
er vanavond nog een ‘tugboat’ komt om ze morgenochtend de haven uit te varen.
Ze rommelen die namiddag gedrieën onder het genot van een treetje bier met het grootzeil en wat
lijnen. Daarbij spreken ze alledrie gebrekkig Engels tegen elkaar en uit de gesprekken vang ik op dat
er enige hiërarchie aan boord heerst. De donkere stevige man blijkt de eigenaar annex kapitein te
zijn. De andere dikkerd met een gezichtsbeharing als een uit de kluiten gewassen ‘Jack Sparrow’
(inclusief gevlochten sikje) is de stuurman en de kleine vol met tattoos hangt de lichtmatroos uit.
Tegen het einde van de dag komt er ééntje aanvaren met een grote rubberboot waarachter een 4 Pk
buitenboormotortje hangt. Ze knopen een kluwen lijnen aan de rubberboot en als ze mij zien, komt
de vraag; “Sir, do you have the knowledge how to tow this boat the best way with the dingy?”
Op mijn vraag wat hun bedoeling is, antwoorden ze; “We must go to Kampen where a new engine
will be built in the ship.”
Als ik wat doorvraag, blijken er drie nationaliteiten aan boord te zitten, namelijk een Hongaar, een
Roemeen en een Pool. Ze spreken alle drie slecht Engels, maar dat is de enige manier om onderling
te communiceren anders dan met handen en voeten. Ik bekijk hun kluwen breiwerk van trossen en
lijntjes en moet constateren dat dit zo niet gaat werken. Ik leg hen uit dat in de dwars inkomende
golfslag van het Markermeer (het wordt morgen noordoost 4 tot 5) het geen doen is om met een
rubberbootje en een 4 pk motortje dit redelijk stevige zeilschip te gaan slepen. Ik vraag waarom ze
de motor niet aan de spiegel monteren, want er ligt een klapbare buitenboordmotorsteun voor
spiegelmontage aan dek.
Het antwoord is; “No no no sir, they advised me that the stern of the ship is not strong enough to
mount an outboard engine!”
“Then you better mount the whole dingy behind the ship as a push boat. Towing is not an option I
think!”, lach ik en loop weg.
Een uurtje later hangt de rubberboot met een kluwen trossen, strak gespannen op de zeillieren als
een duwboot achter het zeiljacht.
“We think this will do sir!” lacht Jack Sparrow trekkend aan zijn gevlochten sikje.
Ze willen morgenvroeg bij het eerste daglicht op de motor de Gouwzee afvaren en dan aan de wind
vanaf Volendam zeilend op het grootzeil (ze hebben geen fok) naar de Houtribsluizen gaan. Daarna
wordt het in de wind op hakken naar de Ketelbrug om vervolgens naar Kampen te varen.
“Do you have enough gasoline and the maps from this area?” vraag ik belangstellend.
“No sir, we don’t need them. We have Google Maps on our telephone and we just bought 15 liters
fuel!” lacht de kleine trots en onverschrokken. Schouderophalend ga ik terug aan boord en hoop op
het beste voor ze.
Tot nog laat die avond zijn de mannen bezig de halve liter blikken bier soldaat te maken en als ik
Steffie uit laat, komen ‘Jack Sparrow’ en de ‘kleine’ de steiger op strompelen met een paar blikjes
bier voor me. “Thanks for your advises sir! Now we can make a safe passage… hik...”
De volgende morgen vroeg, hoor ik nog voor zonsopkomst het geraas van het 4 Pk
buitenboordmotortje en na wat onverstaanbare scheldkanonnades van de mannen - ieder in zijn
moers taal – gaan de trossen los en zoekt het zwikje haar weg naar het ruime sop. Als ik ze de
Gouwzee zie afvaren en uit het zicht zijn, zet ik de marifoon op kanaal 16 in afwachting van…
Evert