’T HORNTJE - Met name in het voorjaar stroomt er steeds minder zoetwater uit Nederlandse en Duitse rivieren naar de Waddenzee. Daardoor verandert het leven van algen, vissen en vogels op het wad. Dat vertelde professor Katja Philippart, directeur van de Waddenacademie en onderzoeker aan het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ) bij de doop van het nieuwe onderzoeksschip RV Wim Wolff in de thuishaven van het Koninklijk Nederlands Instituut der Zee op Texel.
Doordat het late voorjaar en de zomers gemiddeld steeds droger en warmer worden, voeren rivieren als de Eems, de Elbe en de Wezer in die tijd ook minder water af naar de Waddenzee. In het IJsselmeer moeten de beheerders het water ’s zomers ook steeds vaker vasthouden voor de landbouw en de drinkwatervoorziening. “Daardoor valt de natuurlijke, geleidelijke overgang van zoet naar zout op de Waddenzee weg”, ziet Philippart. “In de extreem warme zomer van 2018 was het aan de noordkant van de Afsluitdijk eventjes zelfs zouter dan op de Noordzee.”
Lang overheen gekeken
Philippart noemt die wegvallende overgang van zoet naar zout een van de grootste verrassingen van het nieuwe hoofdstuk dat zij met collega’s voor het Quality Status Report van het gemeenschappelijk Waddenzee Secretariaat schreef. “Dat het steeds warmer wordt en dat de zeespiegel stijgt, dat heeft iedereen nu wel op het netvlies. Maar die wegvallende zoutgradiënt is iets waar we heel lang overheen hebben gekeken.”
Veel mosselen
Het rivierwater bevat voedingsstoffen (stikstof en fosfaat) die bijdragen aan de algengroei, de basis van de voedselketen. Ook bevat dit water veel zoetwateralgen die worden gegeten door schelpdieren in de Waddenzee. Daardoor zitten er uitgerekend in de buurt van de spuisluizen relatief veel schelpdieren zoals mosselen en strandgapers. Die vormen op hun beurt weer voedsel voor vissen en vogels. Nu die toevoer langzaam wegvalt, zal dat ook zeker consequenties hebben voor de rest van het zeeleven, stelt Philippart.
Beter waterbeheer
Philippart roept waterbeheerders op om bij het verdelen van het zoete water ook naar de natuur van het Werelderfgoed Waddenzee te kijken. “Klimaatverandering, daar kunnen we maar één ding aan doen: onze uitstoot verminderen. Het probleem van de afgeknepen toevoer van zoetwater naar zee kunnen we wel lokaal aanpakken. Als we het water in de winter beter vasthouden, hebben we in de zomer ook meer water over voor de Waddenzee. Daar profiteert overigens niet alleen de Waddennatuur van.”
Dode schelpdieren
Naast de wegvallende zoetwatertoevoer, schrijven de auteurs dat ook de warmte een steeds groter probleem wordt voor het leven in de Waddenzee. “In de extreme zomer van 2018 zagen we bijvoorbeeld heel veel sterfte van kokkels”, aldus Philippart. Behalve met de hitte had dat waarschijnlijk ook te maken met het tekort aan zoetwater en de bijbehorende algen, waar schelpdieren zich mee voeden.
Krimpende wadplaten
Een derde alarmbel betreft de stijgende zeespiegel. Volgens de jongste scenario’s zouden de droogvallende wadplaten onder Vlieland vanaf 2030 langzaam gaan krimpen, vanwege de zeespiegel die tegen die tijd met ruim 6 mm per jaar zou stijgen. “De realiteit is dat het zeewater nu al sneller stijgt dan eerder gedacht”, zegt Philippart. “Dat betekent dat we al vóór 2030 de droogvallende platen in dat deel van de Waddenzee stukje bij beetje gaan verliezen.”
Nieuw onderzoeksvaartuig
De publicatie van dit rapport viel samen met de doop van het nieuwe onderzoeksschip RV Wim Wolff in de thuishaven van het Koninklijk Nederlands Instituut der Zee op Texel . Dat schip zal de komende vier decennia dienst gaan doen in het kustonderzoek in de Noordzee, de Delta en de Waddenzee. “Al dit soort verrassende informatie, over verschuivingen in de zoet-zout gradiënt en de consequenties voor het Waddenzeeleven, die kun je niet met een paar vaste meetpunten achterhalen. Daar heb je zo’n onderzoeksschip als de Wim Wolff keihard bij nodig”, aldus Philippart.